De heftigheid van het (zelf)portret stond me tegen. Ik heb vooral de omgeving getemperd door er een sloot water over te gooien en te deppen. In de hoop dat zo ( want daar lijkt het dan op) de kleurrijke bloemen van de ketting mooi uitkomen.
Het is een zoeken. (Opeens herinnerde ik mij de witte gouache en heb deze ook gebruikt om alles wat te temperen.)
Ik ben totaal niet geinteresseerd om mijzelf al schoonheidsobject neer te zetten. De hang-kin die ik zo langzamerhand krijg – en die ik in het dagelijkse leven minder verwelkom – is nu een object van grote interesse.
Dat is het grote geschenk, dat Sam Drukker mij heeft gegeven; dat ik in alles net tot de grens ga.
In kleur en in vorm.
Ik ben niet geinteresseerd in een ‘mooie vrouw.’ Ik ben erin geinteresseerd
het verval in de vorm van plooien en uitzakkingen tot het uiterste uit te rekken.
Om een statement als het ware te maken.
Daar wordt ik heel gelukkig van. Hoe ver kan ik dit rekken zonder ongeloofwaardig te zijn.
Elke keer weer is Horst Janssen mijn inspiratiebron.
Ik vind hem hierin een meester. Hij beheerst het metier en tegelijkertijd lijkt ook hij de rek op te zoeken.